In het dal van de Meander (Menderes) liggen ten
zuiden van
Kusadasi de ruïnes van twee belangrijke Griekse
steden. Het aan de zuidzijde van de vallei gelegen
Milete
was in de
Oudheid de belangrijkste stad, maar het aan de noordkant tegen een
rots gebouwde Priëne is beter bewaard gebleven. Deze schitterend
gelegen stad is een schoolvoorbeeld van de stedenbouw volgens een
vast plan uit de 4e eeuw v.Chr. Het stadspatroon met woonhuizen en
openbare gebouwen is nog goed herkenbaar. U kunt uw bezoek aan dit
culturele monument uitstekend combineren met het bezichtigen van
Milete en het tempelcomplex van
Didyma.
Toen het oude Priëne meer dan 3000 jaar geleden door de Ioniërs werd
gesticht, lag het nog direct aan zee. In de 6e eeuw v.Chr. werd het
door de Lydiërs uitgebreid tot een havenstad, die zich ontwikkelde
tot een belangrijk cultureel centrum. Tussen 625 en 540 v.Chr. was
het de woonplaats van de rechter Bias, die geldt als één van de
zeven wijzen van het oude Griekenland. Volgens de Romeinse schrijver
Cicero zou deze wijsgeer de gevleugelde woorden 'Omnia mea mecum
porto' (Ik draag al mijn bezittingen bij me) hebben gesproken, als
antwoord op de vraag waarom hij zijn eigendommen niet in veiligheid
bracht voor de vijand. Hij sneuvelde (met al zijn bezittingen) in de
strijd tegen de Perzen, die de stad in namen.
De rivier de Meander deed de haven van Priëne verzanden en rond 350
v.Chr. was men gedwongen een paar km. naar het westen een nieuwe
stad te vestigen. tegen de hellingen van het Mykale gebergte. Deze
stad werd aangelegd volgens het systeem van de uit Milete afkomstige
architect Hippodamos. Hij had rond 490 v.Chr. gezorgd voor een
revolutie in de toenmalige stedenbouw door een geometrische ordening
te introduceren. De plattegrond van Priëne doet nog steeds modern
aan, net als de meeste Amerikaanse steden uit de 20e eeuw is de stad
helemaal opgebouwd uit vierkanten en rechthoeken.
Priëne groeide na de wederopbouw uit tot een belangrijke polis
(stadstaat). Nadat de troepen van Alexander de Grote rond 330 v.Chr.
de stad waren binnengetrokken, werd zij uitgebreid met onder meer
een tempel voor de godin Athena. Aan die tempel schonk Orophernes,
de koning van
Cappadocië. twee eeuwen later een geldsom van 400
talenten. Deze schat werd door de Cappadociërs teruggeëist nadat
zijn broer Ariarathes hem van de troon had gestoten. Toen de
teruggave werd geweigerd, viel Ariarathes samen met de koning van
Pergamon de stad binnen, die alleen gered kon worden
door de hulp in te roepen van de Romeinen. Daarmee was wel het paard
van
Troje binnengehaald, want in 129 v. Chr. namen zij Priëne
in bezit, waarna het veel van zijn betekenis verloor. De haven van de
nog maar drie eeuwen oude stad verzandde al snel. en toen was het
helemaal met de stad gedaan. Toch was Priëne dankzij zijn roemruchte
naam in de Byzantijnse periode nog lange tijd de zetel van een
bisschop en werd de bovenstad in die tijd zelfs nog verstevigd.
|